Scheepstype: | Luxemotor | |
Vaargebied: | Zeeland, Rijn, Belgiƫ | |
Gebruiksdoel: | veevoer, aardappelen, graan en andere grondstoffen voor de levensmiddelenindustrie | |
Werf en bouwjaar: | werf van Bijlholt in Foxhol, 1929 | |
Afmeting: | 27,03m x 5,05m | |
Bijzonderheden: | IJken in Romeinse cijfers |
Geschiedenis
De Anthonetta is in 1929 gebouwd op de werf van Bijlholt in Foxhol aan het Winschoterdiep in opdracht van de familie van den Ouden uit Oude Tonge. Omdat het schip geschikt moest zijn voor de toen nog open Zeeuwse wateren werd het extra hoog gebouwd, het onderwaterschip ronder uitgevoerd dan gebruikelijk en is de machinekamer toegankelijk vanuit de stuurhut. De Anthonetta heeft verder gevaren naar België, in de omgeving van Rotterdam en op de Rijn. De lading bestond voornamelijk uit veevoer, aardappelen, graan en andere grondstoffen voor de levensmiddelenindustrie (o.a. de Jaminfabriek te Rotterdam) en hout.
De oorspronkelijke motor was een vrij lichte twee cilinder Hollandia gloeikop (40pk) die volgens de bouwer, dankzij de vorm van de boeg en het onderwaterschip, toch voldoende snelheid zou geven. Deze motor is in 1964 vervangen door de huidige 6 cilinder Gardner van 84pk.
De Anthonetta vaart van 1929 tot 1984. Dan is ook met een luxe motor niet meer mogelijk genoeg geld te verdienen. Veel van de schepen in die tijd worden gesloopt.
Gelukkig wordt ze gekocht in plaats van gesloopt. Deze eigenaar heeft ze ingericht als varend woonschip, grotendeels met behoud van het oorspronkelijke uiterlijk.
Bijzonder detail
Op de voorkant van het schip staan streepjes met Romeinse cijfers aan de zijkant. Dit zijn zogenaamde “ijken”. Andere schepen hebben deze streepjes aan de zijkant van het schip. Hieraan kan men zien hoever het schip in het water gezakt is en daarmee hoeveel gewicht (ton) het al geladen heeft. Want hoe meer lading, hoe dieper het schip in het water zakt. Bij veel schepen zijn ze niet meer te zien, bij de Anthonetta wel.
Scheepstype
De Anthonetta is een luxemotor. Dit historische bedrijfsvaartuig deed zijn intrede in de binnenvaart bij de opkomst van de verbrandingsmotor. Vanaf ongeveer 1920 gingen schippers over op het inbouwen van voornamelijk ruwoliemotoren. Voor het plaatsen van een motor moest ruimte worden gemaakt, die er eigenlijk niet was. Om de schroef voldoende rendement te geven was een andere vorm van het schip noodzakelijk. Zo werd een nieuwe scheepsvorm ontwikkeld, waarvan het achterschip aan de nieuwste inzichten was aangepast.
In dat achterschip werd een soms fraai afgewerkte roef ingetimmerd, waarbij zelfs een zekere mate van comfort ontstond, die de schippers niet gewend waren. Samen met het kettingstuurwerk met stuurwiel gaf dit allemaal zo'n verbetering van de arbeidsomstandigheden, dat het type schip al snel de naam "luxemotor" verdiende.